eiser
gedaagde
eiser
gedaagde

IP Kennisquiz over merkenrechten

Eiser deponeert het logo SEE MORE in klasse 9 voor monitoren. Gedaagde stelt oppositie in tegen de aanvraag op basis van haar Deense en Finse registratie CMORE voor identieke waren. Merkinbreuk of zijn de namen zo verwijzend/ beschrijvend dat de bescherming zich niet zo ver strekt? Het OHIM en de Board of Appeal oordelen dat de waren identiek zijn. Visueel is er slechts beperkte overeenstemming tussen beide merken (niet zelfde aantal letters, andere merk een afbeelding van een monitor). In het logo zijn de woorden SEE MORE het dominante deel. Auditief en begripsmatig is dit merk wel identiek aan het oudere merk CMORE. Omdat de merken overeenstemmen en de waren identiek zijn, is verwarring tussen beide merken niet uit te sluiten. Het Gerecht komt tot dezelfde conclusie. Aspecten die meewegen is o.a. het distributienet. (Reclame die gemaakt wordt, advies in winkels etc, auditief zeker net zo belangrijk als visueel.) Eiser stelt dat het merk CMORE alleen maar geaccepteerd is in verband met het gebruik van de C (anders zou het beschrijvend zijn). Bescherming mag niet zover opgerekt worden dat er een monopolie geclaimd kan worden op puur beschrijvende merken. Het Gerecht oordeelt dat het feit dat het merk geregistreerd is, niet kan voorkomen dat het deels beschrijvend is. De geldigheid van die merken kan niet getoetst worden in een oppositie procedure (dus moet het Gerecht van de geldigheid hiervan uitgaan). De enige manier om dit aan te vechten is een doorhalingactie te starten in het betreffende land. Een merk met een zeer zwak onderscheidend vermogen kan altijd nog wel verwarring veroorzaken. Het onderscheidend vermogen van het merk is belangrijk bij de beoordeling, maar niet alles zaligmakend, er moet ook met andere aspecten rekening gehouden worden. Denk hierbij aan de overeenstemming tussen de merken en of de soortgelijkheid van producten. Omdat die hier identiek zijn, is het eerdere besluit correct, de merken zijn verwarringwekkend overeenstemmend.
Eindoordeel merkenrecht: Wel inbreuk

Uitspraak: Gerecht EU, 23 september 2011, T 501/08 »

Onze klanten
Volg Abcor
merkenbureau abcor op facebookmerkenbureau abcor op twitter merkenbureau abcor op linked in merkenbureau abcor op google plus
eiser
gedaagde
eiser
gedaagde

IP Kennisquiz: beschermingsomvang van een verwijzende handelsnaam

Ondernemer A start in 2018 een nieuw bedrijf onder de naam Mobility Next en “myrefurbishedcar.nl”. Beide handelsnamen worden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Tevens wordt op 20 september 2018 de domeinnaam vastgelegd. Het bedrijf, gevestigd in Houten, biedt gebruikte, maar nog vrij nieuwe auto’s aan. De kwaliteit van deze middenklasse auto’s is vergelijkbaar met een nieuwe auto. Het gaat om duurdere occasions van net een paar jaar oud. Op 5 maart 2021 wordt de nieuwe website gelanceerd waar het bedrijf zich ook presenteert onder de naam MRCar. Die naam wordt niet ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ondernemer B registreert op 10 mei 2021 de domeinnaam en laat de handelsnaam inschrijven bij de KvK. Dit bedrijf, gevestigd in Berlicum, verkoopt veel oudere, goedkope gebruikte auto’s. Ondernemer A stelt dat ondernemer B met de naam MRCARS inbreuk maakt op haar oudere handelsnaam MRCar. Eis: ondernemer B moet binnen 4 weken ieder gebruik van de naam MRCARS stoppen. Niet alleen de handelsnaam moet wijzigen, ook de website, het briefpapier, reclame, visitekaartjes et cetera. Daarnaast moet ondernemer B alle proceskosten betalen. Ondernemer B betwist dit. Hij stelt dat Ondernemer A geen handelsnaamrechten heeft op de naam MRCar. De naam staat namelijk niet ingeschreven bij de KvK. Op de website presenteert ondernemer A zich onder de naam My Refurbished Car. Daarnaast is de naam MRCar beschrijvend (heeft het weinig tot geen onderscheidend vermogen) en geeft het dus geen bescherming. Gelet op het totaal andere productaanbod (goedkope oude auto’s versus dure vrijwel nieuwe auto’s) en de andere regio (Houten en Berlicum liggen 50 km van elkaar) is er geen kans op verwarring. De eis moet worden afgewezen. Wie krijgt gelijk en waarom?