eiser
gedaagde
eiser
gedaagde

IP Kennisquiz over merkenrechten

Eiser heeft een tuinstoel ontwikkeld en deze stoel in 2002 als model laten vastleggen. Gedaagde komt met eveneens een tuinstoel. Inbreuk stelt eiser. Onzin stelt Gedaagde, sterker de modelregistratie van de stoel van eiser is nietig. De vormgeving is namelijk helemaal niet nieuw en daarnaast zijn de kenmerkende delen allemaal technisch bepaald. Voor de rest is de stoel van gedaagde voldoende afwijkend. Gedaagde vangt bot. Eiser heeft haar stoel in 2002 als Europees model laten vastleggen. De stoel bestaat uit gevlochten kunststof zitting en rugleuning met uitsluitend profielen aan de zijkanten en gebogen poten die in een omgekeerde V-vorm samen komen onder de armleuning. Eiser beroept zich erop dat het hier gaat om het samenbrengen van verschillende stijlelementen, dat dit geheel nieuw is. Denk daarbij aan het gevlochten kunststof en de platliggende profielen aan de buitenzijde. Net zoals de gebruikte omgekeerde V vorm onder de arm (breder bij vooraanzicht). Deze elementen behoorden nog niet tot het vormgevingserfgoed en daarom is wel aan de nieuwheid voldaan. De hierboven beschreven aspecten komen op dezelfde wijze terug in de inbreukmakende stoel. Door de opvallende overeenkomsten geeft de stoel van Gedaagde geen andere algemene indruk De overige verschillen tussen de stoelen zijn bijna niet te zien, dan wel zijn te onopvallend. De afbeeldingen van het depot zijn niet denderend maar wel net voldoende om de claim te onderbouwen. Belangrijk is de claim dat de aangevoerde typische kenmerken van de stoel van Eiser alleen maar technisch bepaald zouden zijn. Mocht dit zo zijn, dan zou het depot eveneens nietig zijn. Zo zou de vormgeving van de stoel gebaseerd zijn op de anatomie van de mens. Deze claim kan gedaagde niet voldoende onderbouwen en vervalt. Gevolg geldig depot, zelfde algemene indruk; dus inbreuk.
Eindoordeel merkenrecht: Wel inbreuk

Uitspraak: Rechtbank Den Haag 29 februari 2012 rolnummer 340931/ HA ZA 09-2109 »

Onze klanten
Volg Abcor
merkenbureau abcor op facebookmerkenbureau abcor op twitter merkenbureau abcor op linked in merkenbureau abcor op google plus
eiser
gedaagde
eiser
gedaagde

IP Kennisquiz: beschermingsomvang van een verwijzende handelsnaam

Ondernemer A start in 2018 een nieuw bedrijf onder de naam Mobility Next en “myrefurbishedcar.nl”. Beide handelsnamen worden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Tevens wordt op 20 september 2018 de domeinnaam vastgelegd. Het bedrijf, gevestigd in Houten, biedt gebruikte, maar nog vrij nieuwe auto’s aan. De kwaliteit van deze middenklasse auto’s is vergelijkbaar met een nieuwe auto. Het gaat om duurdere occasions van net een paar jaar oud. Op 5 maart 2021 wordt de nieuwe website gelanceerd waar het bedrijf zich ook presenteert onder de naam MRCar. Die naam wordt niet ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ondernemer B registreert op 10 mei 2021 de domeinnaam en laat de handelsnaam inschrijven bij de KvK. Dit bedrijf, gevestigd in Berlicum, verkoopt veel oudere, goedkope gebruikte auto’s. Ondernemer A stelt dat ondernemer B met de naam MRCARS inbreuk maakt op haar oudere handelsnaam MRCar. Eis: ondernemer B moet binnen 4 weken ieder gebruik van de naam MRCARS stoppen. Niet alleen de handelsnaam moet wijzigen, ook de website, het briefpapier, reclame, visitekaartjes et cetera. Daarnaast moet ondernemer B alle proceskosten betalen. Ondernemer B betwist dit. Hij stelt dat Ondernemer A geen handelsnaamrechten heeft op de naam MRCar. De naam staat namelijk niet ingeschreven bij de KvK. Op de website presenteert ondernemer A zich onder de naam My Refurbished Car. Daarnaast is de naam MRCar beschrijvend (heeft het weinig tot geen onderscheidend vermogen) en geeft het dus geen bescherming. Gelet op het totaal andere productaanbod (goedkope oude auto’s versus dure vrijwel nieuwe auto’s) en de andere regio (Houten en Berlicum liggen 50 km van elkaar) is er geen kans op verwarring. De eis moet worden afgewezen. Wie krijgt gelijk en waarom?