EasyJet dreigt naam kwijt te raken – het gevaar van merklicentie verplichtingen

EasyJet zit in zwaar weer nu de grootaandeelhouder en oprichter van het bedrijf een proces is gestart wegens niet nakoming van de licentie verplichtingen. Bij veel bedrijven zitten de merkrechten (vaak om fiscale redenen) niet in de werkmaatschappij maar in een aparte holding. Via een licentie worden deze dan ter beschikking gesteld van de werkmaatschappij. Vaak gaat dat goed, maar het kan ook voor grote (en ongewenste) problemen zorgen.

EasyJet is niet de houder van de merkrechten op de naam EASY. De eigenaar Sir Stelios Haji-Ioannou heeft deze rechten onder gebracht in zijn eigen bedrijf EasyGroup, waar tevens nog andere IE-rechten in zitten zoals de rechten op het merk EasyCars. EasyJet mag de naam gewoon gebruiken voor het symbolische bedrag van 1 Britse pond. Er is alleen een voorwaarde, EasyJet mag wel aan nevenactiviteiten doen, maar dat mag nooit meer worden dan 25 procent van de totale omzet.

In het kader van de prijzenoorlog zijn de kosten nog verder uitgekleed en zijn er dus veel nevenactiviteiten ontstaan zoals kosten voor het verwerken van bagage, verkopen aan boord etc. De grote vraag is nu, vallen deze diensten onder de kernactiviteiten of zijn dit nevenactiviteiten. Mocht dit het laatste zijn, dan kan Sir Stelios nog een aardig bedrag ontvangen.

Belangrijker voor de merkenpraktijk is wel dat bedrijven goed moeten bedenken of zij de merkrechten wel in een aparte holding willen onderbrengen. Mocht hiervoor gekozen worden, sluit dan wel een duidelijke en heldere licentieovereenkomst zodat beide partijen weten waar ze aan toe zijn.

merken



De laatste artikelen
Valse hoop beschrijvend merk
Social media en de Olympische Spelen
Olympische Spelen en de Officiële sponsors
Characters en pictogrammen
Rule 40 en het Olympisch Handvest
Onze klanten
Volg Abcor
merkenbureau abcor op facebookmerkenbureau abcor op twitter merkenbureau abcor op linked in merkenbureau abcor op google plus
eiser
gedaagde
eiser
gedaagde

IP Kennisquiz: beschermingsomvang van een verwijzende handelsnaam

Ondernemer A start in 2018 een nieuw bedrijf onder de naam Mobility Next en “myrefurbishedcar.nl”. Beide handelsnamen worden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Tevens wordt op 20 september 2018 de domeinnaam vastgelegd. Het bedrijf, gevestigd in Houten, biedt gebruikte, maar nog vrij nieuwe auto’s aan. De kwaliteit van deze middenklasse auto’s is vergelijkbaar met een nieuwe auto. Het gaat om duurdere occasions van net een paar jaar oud. Op 5 maart 2021 wordt de nieuwe website gelanceerd waar het bedrijf zich ook presenteert onder de naam MRCar. Die naam wordt niet ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ondernemer B registreert op 10 mei 2021 de domeinnaam en laat de handelsnaam inschrijven bij de KvK. Dit bedrijf, gevestigd in Berlicum, verkoopt veel oudere, goedkope gebruikte auto’s. Ondernemer A stelt dat ondernemer B met de naam MRCARS inbreuk maakt op haar oudere handelsnaam MRCar. Eis: ondernemer B moet binnen 4 weken ieder gebruik van de naam MRCARS stoppen. Niet alleen de handelsnaam moet wijzigen, ook de website, het briefpapier, reclame, visitekaartjes et cetera. Daarnaast moet ondernemer B alle proceskosten betalen. Ondernemer B betwist dit. Hij stelt dat Ondernemer A geen handelsnaamrechten heeft op de naam MRCar. De naam staat namelijk niet ingeschreven bij de KvK. Op de website presenteert ondernemer A zich onder de naam My Refurbished Car. Daarnaast is de naam MRCar beschrijvend (heeft het weinig tot geen onderscheidend vermogen) en geeft het dus geen bescherming. Gelet op het totaal andere productaanbod (goedkope oude auto’s versus dure vrijwel nieuwe auto’s) en de andere regio (Houten en Berlicum liggen 50 km van elkaar) is er geen kans op verwarring. De eis moet worden afgewezen. Wie krijgt gelijk en waarom?