The Clash of the Cover Bands - goodwill merken veilig stellen

In 2013 zijn ruim 13.800 bedrijven failliet gegaan (CBS). Bij een faillissement is de goodwill van een bedrijf niet zomaar ineens verdwenen. Vandaar dat de curator altijd de mogelijkheid onderzoekt van een doorstart. Maar kan dit altijd zomaar onder de oude naam? Wat kan je doen als bedrijf om de goodwill veilig te stellen? Hoe anticipeer je op een (onverwacht) mogelijk faillissement van de werkmaatschappij? (Dit artikel is tevens verschenen in de weekendbijlage van de HDC kranten.)

Voor concurrenten biedt een faillissement juist een nieuwe kans. Door het klantenbestand en de merkrechten over te nemen van de curator, kan vrij makkelijk (en relatief goedkoop) een stuk markt gekocht worden. De vraag is echter, of de curator die merkrechten wel kan verkopen? Bedrijven hebben namelijk vaak intellectuele eigendomsrechten (zoals merken en domeinnamen) niet geregistreerd op de werkmaatschappij maar juist op een ander bedrijf/holding of privénaam. Als de werkmaatschappij failliet gaat, vallen deze rechten niet in de boedel. De curator staat in dat geval deels met lege handen. Hierdoor kunnen er problemen ontstaan over wie de rechten mag verkopen op het gebruik van het merk/ de naam.

Sinds 2004 wordt er een grote landelijke competitie georganiseerd onder de naam ‘The Clash of the Cover Bands’. Om de rechten goed te beschermen, heeft de bedenker van deze wedstrijd de naam ‘The Clash of the Cover Bands’ (in 2004) en het logo (in 2009) als merk laten vastleggen. Beide merken staan op zijn eigen naam. Sinds 2011 wordt de wedstrijd georganiseerd door een stichting. Die wordt echter in juni 2013 failliet verklaard. Twee partijen twisten daarna over de vraag wie onder de naam “The Clash of the Cover Bands” een doorstart mag maken. Het bedrijf Artists & Bands dat de merkrechten in juli 2013 heeft gekocht van de oorspronkelijke merkhouder of het bedrijf dat de rechten heeft gekocht van de curator?

In de rechtszaak die volgt draait alles om de vraag wie nu de rechten heeft op de merken. In het officiële merkenregister staan beide merken namelijk nog steeds op naam van de oorspronkelijke bedenker en niet op naam van de gefailleerde stichting. De curator stelt dat de merkrechten zijn overgedragen aan de stichting, want die organiseert sinds 2011 de wedstrijd.

De rechter is het daar niet mee eens. De stichting organiseerde wel de wedstrijd en exploiteerde zo wel de merkrechten, maar dat wil nog niet zeggen dat zij daarmee ook eigenaar is geworden van de merken. Bij wet is namelijk bepaald dat merkrechten alleen schriftelijk overgedragen kunnen worden. Dat is niet gebeurd. De merkrechten waren daarom nog steeds in handen van de oorspronkelijke bedenker en zijn nooit rechtsgeldig overgedragen aan de stichting. Omdat de stichting de rechten niet had, kon de curator ze ook niet overdragen/ verkopen aan een ander bedrijf.

De verkoop van de merken door de oorspronkelijke bedenker aan Artists & Brands is wel rechtsgeldig. Alleen die mag onder de oude naam een doorstart maken. Het bedrijf dat de rechten heeft overgenomen van de curator heeft niet alleen een kat in de zak gekocht, maar moet daarnaast als verliezer tevens de juridische kosten van de wederpartij betalen (een kleine zesduizend euro).

De rechtszaak maakt duidelijk dat het verstandig kan zijn om intellectuele eigendomsrechten (zoals merken en domeinnamen) te registreren op naam van een moederbedrijf/holding en niet op naam van de werkmaatschappij. Bij een faillissement van de werkmaatschappij is op die manier een deel van de goodwill veilig gesteld. Voor kopers uit een faillissement: check altijd eerst welke rechten er zijn en of die wel zijn over te dragen.

merken



De laatste artikelen
Valse hoop beschrijvend merk
Social media en de Olympische Spelen
Olympische Spelen en de Officiële sponsors
Characters en pictogrammen
Rule 40 en het Olympisch Handvest
Onze klanten
Volg Abcor
merkenbureau abcor op facebookmerkenbureau abcor op twitter merkenbureau abcor op linked in merkenbureau abcor op google plus
eiser
gedaagde
eiser
gedaagde

IP Kennisquiz: beschermingsomvang van een verwijzende handelsnaam

Ondernemer A start in 2018 een nieuw bedrijf onder de naam Mobility Next en “myrefurbishedcar.nl”. Beide handelsnamen worden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Tevens wordt op 20 september 2018 de domeinnaam vastgelegd. Het bedrijf, gevestigd in Houten, biedt gebruikte, maar nog vrij nieuwe auto’s aan. De kwaliteit van deze middenklasse auto’s is vergelijkbaar met een nieuwe auto. Het gaat om duurdere occasions van net een paar jaar oud. Op 5 maart 2021 wordt de nieuwe website gelanceerd waar het bedrijf zich ook presenteert onder de naam MRCar. Die naam wordt niet ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ondernemer B registreert op 10 mei 2021 de domeinnaam en laat de handelsnaam inschrijven bij de KvK. Dit bedrijf, gevestigd in Berlicum, verkoopt veel oudere, goedkope gebruikte auto’s. Ondernemer A stelt dat ondernemer B met de naam MRCARS inbreuk maakt op haar oudere handelsnaam MRCar. Eis: ondernemer B moet binnen 4 weken ieder gebruik van de naam MRCARS stoppen. Niet alleen de handelsnaam moet wijzigen, ook de website, het briefpapier, reclame, visitekaartjes et cetera. Daarnaast moet ondernemer B alle proceskosten betalen. Ondernemer B betwist dit. Hij stelt dat Ondernemer A geen handelsnaamrechten heeft op de naam MRCar. De naam staat namelijk niet ingeschreven bij de KvK. Op de website presenteert ondernemer A zich onder de naam My Refurbished Car. Daarnaast is de naam MRCar beschrijvend (heeft het weinig tot geen onderscheidend vermogen) en geeft het dus geen bescherming. Gelet op het totaal andere productaanbod (goedkope oude auto’s versus dure vrijwel nieuwe auto’s) en de andere regio (Houten en Berlicum liggen 50 km van elkaar) is er geen kans op verwarring. De eis moet worden afgewezen. Wie krijgt gelijk en waarom?