Wendy’s Zeeuwse David versus Goliath

Sinds 1997 loopt er een conflict tussen de Amerikaanse fastfood keten Wendy’s en een Zeeuwse snackbar. De Zeeuwse snackbar heeft in 1995 voor de bedrijfsnaam een Benelux merkaanvraag gedaan. De Amerikaanse keten had merkrechten in de Benelux, maar wegens niet gebruik zijn die vervallen. Als de Amerikaanse keten in 2015 opnieuw de merken aanvraagt, maakt de Zeeuwse merkhouder daar succesvol bezwaar tegen. Voor veel Amerikanen bijna onbegrijpelijk. Hoe kan een kleine Zeeuwse snackbar de grote Wendy’s nu stoppen op basis van alleen een Benelux registratie?

 

Als tegenactie start de Amerikaanse keten een doorhalingsactie tegen het Benelux merk wegens niet normaal gebruik. Insteek: de merkrechten kunnen alleen in stand blijven als er een keten snackbars is, één snackbar in Zeeland is te weinig.


Het Hof is het daar niet mee eens. In Nederland zijn juist veel buurt snackbars. De Zeeuwse snackbar heeft een vergelijkbare omzet. De naam en het logo worden gebruikt op de gevel, verpakkingen, tasjes, kassabonnen en bij sponsor-/reclameactiviteiten. Het merkgebruik is dus niet symbolisch en blijft in stand. De Amerikaanse keten mag haar merk niet gebruiken in de Benelux.


Op zich een logische uitspraak, alleen wel verbazingwekkend dat de Amerikaanse keten deze route heeft gekozen. Als zij direct had geprobeerd de zaak te schikken, dan was dit waarschijnlijk gelukt. De Amerikaanse keten mag de naam wel blijven gebruiken voor haar holding in Amsterdam. Diensten van een holdingmaatschappij en interne financieringen zijn niet vergelijkbaar met de diensten van een snackbar. Dat is geen inbreuk.

merken

De laatste artikelen
Valse hoop beschrijvend merk
Social media en de Olympische Spelen
Olympische Spelen en de Officiële sponsors
Characters en pictogrammen
Rule 40 en het Olympisch Handvest
Onze klanten
Volg Abcor
merkenbureau abcor op facebookmerkenbureau abcor op twitter merkenbureau abcor op linked in merkenbureau abcor op google plus
eiser
gedaagde
eiser
gedaagde

IP Kennisquiz: beschermingsomvang van een verwijzende handelsnaam

Ondernemer A start in 2018 een nieuw bedrijf onder de naam Mobility Next en “myrefurbishedcar.nl”. Beide handelsnamen worden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Tevens wordt op 20 september 2018 de domeinnaam vastgelegd. Het bedrijf, gevestigd in Houten, biedt gebruikte, maar nog vrij nieuwe auto’s aan. De kwaliteit van deze middenklasse auto’s is vergelijkbaar met een nieuwe auto. Het gaat om duurdere occasions van net een paar jaar oud. Op 5 maart 2021 wordt de nieuwe website gelanceerd waar het bedrijf zich ook presenteert onder de naam MRCar. Die naam wordt niet ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ondernemer B registreert op 10 mei 2021 de domeinnaam en laat de handelsnaam inschrijven bij de KvK. Dit bedrijf, gevestigd in Berlicum, verkoopt veel oudere, goedkope gebruikte auto’s. Ondernemer A stelt dat ondernemer B met de naam MRCARS inbreuk maakt op haar oudere handelsnaam MRCar. Eis: ondernemer B moet binnen 4 weken ieder gebruik van de naam MRCARS stoppen. Niet alleen de handelsnaam moet wijzigen, ook de website, het briefpapier, reclame, visitekaartjes et cetera. Daarnaast moet ondernemer B alle proceskosten betalen. Ondernemer B betwist dit. Hij stelt dat Ondernemer A geen handelsnaamrechten heeft op de naam MRCar. De naam staat namelijk niet ingeschreven bij de KvK. Op de website presenteert ondernemer A zich onder de naam My Refurbished Car. Daarnaast is de naam MRCar beschrijvend (heeft het weinig tot geen onderscheidend vermogen) en geeft het dus geen bescherming. Gelet op het totaal andere productaanbod (goedkope oude auto’s versus dure vrijwel nieuwe auto’s) en de andere regio (Houten en Berlicum liggen 50 km van elkaar) is er geen kans op verwarring. De eis moet worden afgewezen. Wie krijgt gelijk en waarom?