Het succes van 25 jaar Uniemerken

Op 1 april was het 25 jaar geleden dat het eerste Uniemerk werd geregistreerd in de Europese Unie. Wat nu vrij normaal is, was toen een sensatie. Tot die tijd konden bedrijven namelijk hun merkrechten alleen nationaal (per land) aanvragen. Dat was niet alleen een vrij tijdrovende kwestie (alles moest per land en via een lokale gemachtigde), maar vooral ook een kostbare aangelegenheid. De enige uitzondering binnen Europa was het toen al bestaande Benelux merk, een merkregistratie voor drie landen in één keer. Dit Benelux merk was ooit in het leven geroepen om beter te kunnen anticiperen op een vrij verkeer van goederen binnen de Benelux. Juist om die reden (het bevorderen van vrij verkeer van goederen) werd een vergelijkbaar systeem voor de EU gelanceerd. De behandeling van de aanvragen werd ook niet langer gedaan door de nationale autoriteiten maar via een nieuw Europees merkenbureau, gevestigd in Alicante, het OHIM. In 1996 kende de Europese Unie nog maar 15 landen, en de vraag was dan ook hoe succesvol deze nieuwe registratie zou worden. De verwachtingen waren zeer bescheiden. Men ging uit van misschien wel 12.000 aanvragen in april, echter die eerste maand werden er al 22.000 aanvragen ingediend! Reden van dit succes is zeker (ook nu nog) dat een bedrijf met één merkaanvraag direct bescherming krijgt in alle aangesloten landen.

 

Naast de veel lagere kosten heeft een Uniemerk ook als groot voordeel dat er in een gerechtelijke procedure direct een verbod geëist kan worden in alle landen van de Europese Unie, een rechtszaak per land is niet langer meer nodig. Het gevolg hiervan is dat het Uniemerk (en ook het Uniemodel) een gigantische vlucht heeft genomen. Afgelopen jaar (2020) werden er maar liefst 175.000 nieuwe aanvragen ingediend. Niet geheel verwonderlijk als je bedenkt dat (zelfs na de Brexit) het Uniemerk maar liefst 27 landen omvat.

Je zou denken, dat dit een goede reden zou zijn om voortaan altijd direct een Uniemerk aan te vragen in plaats van een nationaal merk. Echter, dat is zeker niet altijd het geval. Het Uniemerk heeft namelijk (in sommige gevallen) ook een nadeel. Als er namelijk een overeenstemmend recht (bijvoorbeeld een ouder nationaal merk) bestaat in één van de 27 landen, dan kan de houder hiervan bezwaar maken tegen zo’n nieuwe EU aanvraag. Als het bezwaar succesvol is, dan wordt de nieuwe aanvraag niet ingeschreven. Het is wat dat betreft dus een alles of niets systeem (de aanvraag omzetten naar nationale merkaanvragen kan dan soms nog, maar is zeer kostbaar).

Daarnaast moeten bedrijven bedenken, dat ze een merk na 5 jaar ook echt moeten gaan gebruiken (dat geldt overigens zowel voor nationale merken als voor Uniemerken). Mocht een merk in maar één land gebruikt worden, dan is de kans aanwezig dat een derde het uniemerk door laat halen. Het is dus niet alles goud wat er blinkt.

Om die reden adviseren we bedrijven altijd; maak een inschatting voor de komende 5 jaar. In welke landen verwacht het bedrijf binnen 5 jaar actief te zijn (verkoop, productie etc). Wanneer dat in meerdere Europese landen is, dan is een Uniemerk nog steeds een zeer aantrekkelijke optie. Is dat als MKB-er bijvoorbeeld alleen de Benelux (of een ander land in de Europese Unie), laat dan het merk als nationaal merk vastleggen.

Kortom, laat je altijd adviseren wat de beste route is, voor jouw merk. Het Uniemerk is in ieder geval een groot succes en daarom zullen op 1 april de champagnekurken vast hebben geknald op het Europese merkenbureau (nu EUIPO).

 

merkregistratie



De laatste artikelen
Valse hoop beschrijvend merk
Social media en de Olympische Spelen
Olympische Spelen en de Officiële sponsors
Characters en pictogrammen
Rule 40 en het Olympisch Handvest
Onze klanten
Volg Abcor
merkenbureau abcor op facebookmerkenbureau abcor op twitter merkenbureau abcor op linked in merkenbureau abcor op google plus
eiser
gedaagde
eiser
gedaagde

IP Kennisquiz: beschermingsomvang van een verwijzende handelsnaam

Ondernemer A start in 2018 een nieuw bedrijf onder de naam Mobility Next en “myrefurbishedcar.nl”. Beide handelsnamen worden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Tevens wordt op 20 september 2018 de domeinnaam vastgelegd. Het bedrijf, gevestigd in Houten, biedt gebruikte, maar nog vrij nieuwe auto’s aan. De kwaliteit van deze middenklasse auto’s is vergelijkbaar met een nieuwe auto. Het gaat om duurdere occasions van net een paar jaar oud. Op 5 maart 2021 wordt de nieuwe website gelanceerd waar het bedrijf zich ook presenteert onder de naam MRCar. Die naam wordt niet ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ondernemer B registreert op 10 mei 2021 de domeinnaam en laat de handelsnaam inschrijven bij de KvK. Dit bedrijf, gevestigd in Berlicum, verkoopt veel oudere, goedkope gebruikte auto’s. Ondernemer A stelt dat ondernemer B met de naam MRCARS inbreuk maakt op haar oudere handelsnaam MRCar. Eis: ondernemer B moet binnen 4 weken ieder gebruik van de naam MRCARS stoppen. Niet alleen de handelsnaam moet wijzigen, ook de website, het briefpapier, reclame, visitekaartjes et cetera. Daarnaast moet ondernemer B alle proceskosten betalen. Ondernemer B betwist dit. Hij stelt dat Ondernemer A geen handelsnaamrechten heeft op de naam MRCar. De naam staat namelijk niet ingeschreven bij de KvK. Op de website presenteert ondernemer A zich onder de naam My Refurbished Car. Daarnaast is de naam MRCar beschrijvend (heeft het weinig tot geen onderscheidend vermogen) en geeft het dus geen bescherming. Gelet op het totaal andere productaanbod (goedkope oude auto’s versus dure vrijwel nieuwe auto’s) en de andere regio (Houten en Berlicum liggen 50 km van elkaar) is er geen kans op verwarring. De eis moet worden afgewezen. Wie krijgt gelijk en waarom?