Europese richtlijn tabaksreclame: de (wel/niet)noodzaak van plain packaging

De roep om plain packaging bij tabaksproducten wordt steeds groter. In het kader van het belang van de gezondheid lijkt de overheid allerlei maatregelen te kunnen afdwingen. Wat volgt? Zijn na de tabakswaren, de alcoholische dranken of wie weet koffie, zo de sigaar?

In navolging van Australië, is er inmiddels in Europa ook volop discussie over de noodzaak van plain packaging bij de verhandeling van sigaretten. Onder plain packaging wordt verstaan een uniforme verpakking met standaard typografie, en waar op de zichtzijde geen logo’s en merken staan maar wel grote waarschuwingen en afgrijselijke foto’s. Dit visuele geweld moet de (beginnende) rokers ontmoedigen. Tabakswaren zijn echter gewoon legale producten. Fabrikanten hebben dan ook bepaalde wettelijke (merk)rechten om een product te mogen promoten. De vraag is daarom, mag en kan de wetgever dit zomaar afdwingen en vooral waar stopt het?

Midden jaren negentig is het idee ontstaan dat het gebruik van een uniforme verpakking voor sigaretten, het gebruik ervan negatief zal beïnvloeden. Echter er is geen hard wetenschappelijk bewijs dat afstotende verpakkingen het rookgedrag beïnvloedt. Gevoelsmatig klopt dit het natuurlijk wel, een aantrekkelijke verpakking verkoopt beter. De tabakswet verbiedt eigenlijk om dezelfde reden directe en indirecte (sluikreclame) promotie van tabaksartikelen. Het gebruik van de unieke verpakking verlaagt de aantrekkelijkheid van het product en vergroot de gezondheidsbewustwording omdat de waarschuwingen beter tot hun recht komen.

Voor fabrikanten is het TRIPS verdrag van de WTO (Wereld Handels Organisatie) van groot belang. Het TRIPS verdrag geeft de merkhouder het exclusieve recht om een merk te gebruiken. Deze rechten mogen niet zomaar worden ingeperkt. In het ontwerp ‘EU richtlijn tabaksreclame’ wordt voorgesteld 75% van de ruimte van de verpakking te gebruiken om rokers te waarschuwen voor de gevolgen (denk daarbij ook aan de foto’s zoals die gebruikt worden in Australië). Het merk mag klein, in standaard tekst, aan de boven- en onder nog worden neergezet. Eigenlijk wordt het merk in aangepaste vorm weggewerkt op een niet opvallende plek. Dit tast natuurlijk het onderscheidend vermogen van het product aan. Iets waar TRIPS merkhouders uitdrukkelijk tegen beschermt. Reden voor de tabaksindustrie om bezwaar te maken tegen deze nieuwe voorstellen.

Het TRIPS verdrag kent echter ook nog andere algemene bepalingen. Er is een algemene bepaling die de overheid nadrukkelijk de bevoegdheid geeft om wettelijke voorschriften te maken om de volksgezondheid te beschermen. Zie hier een conflict tussen twee artikelen in een belangrijk handelsverdrag. Als de nieuwe tabaksrichtlijn wordt ingevoerd, dan zal TRIPS op dit aspect aangepast moeten worden. De verwachting is dat de nieuwe Europese tabaksrichtlijn binnen korte tijd zal worden aangenomen.

Bijzonder aan de hele discussie (niet alleen in Europa maar ook in Australië) is, dat het juridische verhaal, langzaam is over gegaan in een publiek debat waarbij de emotie de overhand krijgt. In principe zou het moeten gaan om een afweging van twee basisrechten. Mocht een van de rechten prevaleren, dan moet de andere partij dit accepteren ,maar kan daarbij dan rekenen op een compensatie (net als bij de onteigening van een stuk grond in het kader van een groter maatschappelijk belang). Echter die fase is in Australië overgeslagen. Er is een verbod maar voor compensatie is geen plek, want tabak is slecht.

De vraag blijft natuurlijk wel, of dit soort regelgeving nu alleen beperkt blijft tot tabaksartikelen. Alcohol is bijvoorbeeld ook slecht en koffie in mindere mate ook. De advertenties voor alcoholische dranken hebben een vergelijkbare glamoursfeer als de oude (en nu verboden) Camel cowboy. Als in de juridische discussie de emotie de overhand krijgt, is de kans groot dat daar eerst een reclameverbod volgt, met mogelijk een roep voor plain packaging van flessen met levensgrote waarschuwingen om gebruik (zoals comazuipen onder jongeren) tegen te gaan. De vraag is dan wel, waar stopt dit?

reclamerecht



De laatste artikelen
Lidl logo - reputatieschade
Normaal merkgebruik op social media
Positiemerk gele stiksels Dr. Martens boots nietig
Merkbescherming in Qatar
Bestrijden greenwashing/milieuclaims in merken
Onze klanten
Volg Abcor
merkenbureau abcor op facebookmerkenbureau abcor op twitter merkenbureau abcor op linked in merkenbureau abcor op google plus
eiser
gedaagde
eiser
gedaagde

IP Kennisquiz: beschermingsomvang van een verwijzende handelsnaam

Ondernemer A start in 2018 een nieuw bedrijf onder de naam Mobility Next en “myrefurbishedcar.nl”. Beide handelsnamen worden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Tevens wordt op 20 september 2018 de domeinnaam vastgelegd. Het bedrijf, gevestigd in Houten, biedt gebruikte, maar nog vrij nieuwe auto’s aan. De kwaliteit van deze middenklasse auto’s is vergelijkbaar met een nieuwe auto. Het gaat om duurdere occasions van net een paar jaar oud. Op 5 maart 2021 wordt de nieuwe website gelanceerd waar het bedrijf zich ook presenteert onder de naam MRCar. Die naam wordt niet ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ondernemer B registreert op 10 mei 2021 de domeinnaam en laat de handelsnaam inschrijven bij de KvK. Dit bedrijf, gevestigd in Berlicum, verkoopt veel oudere, goedkope gebruikte auto’s. Ondernemer A stelt dat ondernemer B met de naam MRCARS inbreuk maakt op haar oudere handelsnaam MRCar. Eis: ondernemer B moet binnen 4 weken ieder gebruik van de naam MRCARS stoppen. Niet alleen de handelsnaam moet wijzigen, ook de website, het briefpapier, reclame, visitekaartjes et cetera. Daarnaast moet ondernemer B alle proceskosten betalen. Ondernemer B betwist dit. Hij stelt dat Ondernemer A geen handelsnaamrechten heeft op de naam MRCar. De naam staat namelijk niet ingeschreven bij de KvK. Op de website presenteert ondernemer A zich onder de naam My Refurbished Car. Daarnaast is de naam MRCar beschrijvend (heeft het weinig tot geen onderscheidend vermogen) en geeft het dus geen bescherming. Gelet op het totaal andere productaanbod (goedkope oude auto’s versus dure vrijwel nieuwe auto’s) en de andere regio (Houten en Berlicum liggen 50 km van elkaar) is er geen kans op verwarring. De eis moet worden afgewezen. Wie krijgt gelijk en waarom?